Zo’n één miljoen zzp’ers vormen inmiddels een factor van belang op de Nederlandse arbeidsmarkt. En ze worden in toenemende mate ook ‘ontdekt’ door de flexbranche als interessante groep. Tegelijkertijd is het speelveld sterk aan het veranderen door de nieuwe Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). In dit artikel zet Martin Staats op een rij wat de Wet DBA inhoudt en beoogt te doen. Wat de gevolgen zijn voor zzp’er, bemiddelaar en opdrachtgever bespreekt hij in deel twee.
Wet DBA
Met de Wet DBA beoogt Staatssecretaris Wiebes een alternatief te introduceren voor het geldende systeem van de VAR. Iedereen die op dit moment als zzp’er aan de slag gaat, zorgt dat hij of zij beschikt over een VAR-WUO of een VAR-DGA. Dit document wordt voorgelegd aan de opdrachtgever en in principe is deze vervolgens gevrijwaard van loonheffingen. Dit systeem is echter lastig te handhaven. Daarnaast legt het de risico’s onevenredig zwaar bij de zzp’er. Blijkt namelijk bij controle dat er toch sprake is van een arbeidsrelatie, dan is de zzp’er over het algemeen de aangesproken partij. Er wordt daarom al geruime tijd overlegd over een systeem dat hiervoor in de plaats kan komen.
Modelovereenkomsten
De Wet DBA vervangt de VAR door een stelsel van modelovereenkomsten: opdrachtgever en opdrachtnemer sluiten een overeenkomst die door de Belastingdienst vooraf is getoetst. Gaat de Belastingdienst akkoord, dan mag er, mits er in de praktijk conform de overeenkomst wordt gewerkt, vanuit worden gegaan dat er geen sprake is van een arbeidsrelatie, en dus van eventuele loonheffingen. Om te voorkomen dat er steeds individuele overeenkomsten worden voorgelegd aan de Belastingdienst (dat kan overigens wel), wordt gewerkt met modelovereenkomsten (bijvoorbeeld voor een sector of specifieke functie). Deze worden gepubliceerd op de site van de Belastingdienst. Indien bij controle blijkt dat er toch sprake is van een arbeidsrelatie (dat zal vooral zo zijn indien in de praktijk niet conform de overeenkomst wordt gewerkt) is de opdrachtgever de aan te spreken partij. De bewijslast hiervoor komt te liggen bij de Belastingdienst. Het risico wordt dus voor een belangrijk deel verlegd van opdrachtnemer naar opdrachtgever. Ook de opdrachtnemer kan echter worden aangepakt, bijvoorbeeld via de zelfstandigenaftrek.
Duidelijkheid vooraf
Voor alle duidelijkheid: de (model)overeenkomsten worden niet verplicht. Ze zijn alleen bedoeld om daar waar opdrachtgever en/of opdrachtnemer niet zeker zijn of hun relatie niet zou kunnen worden gezien als een arbeidsrelatie, vooraf duidelijkheid te creëren. De Belastingdienst zal in de komende periode een overzicht publiceren van bepalingen die juist wel, of juist niet zorgen dat een overeenkomst naar een dienstbetrekking neigt. De politieke besluitvorming is nog niet afgerond. Door een aantal aanpassingen op het laatste moment moet de Eerste Kamer er nog mee instemmen. De verwachting is dat dit voor het eind van 2015 nog zal gebeuren, maar verrassingen vallen uiteraard nooit uit te sluiten. Inmiddels is door de Staatssecretaris een in samenwerking met belangenorganisaties opgesteld Transitieplan naar de Kamer gestuurd. Een van de aanpassingen is de verschuiving van de invoeringsdatum van het systeem: van 1 januari naar 1 april 2016 (tot die datum blijft de VAR dus nog geldig). Tot 1 januari 2017 zal er wel worden gecontroleerd, maar niet gehandhaafd.
Wilt u meer informatie over dit onderwerp of advies en ondersteuning bij uw aanpak? Neem dan contact op met Professionals in Flex.
Dit is het eerste artikel in een serie artikelen over zzp. Lees hier artikel 2: Wet DBA: werk aan de winkel voor de flexbranche.