Er zijn interessante overeenkomsten tussen het prijs- en verdienmodel van uitzend- of detacheringsbureaus en die van de assurantietussenpersonen van enkele jaren geleden. Het model van de tussenpersoon, waarbij het werk vooral aan het begin van het proces zit, maar de betaling ervan ondoorzichtig geschiedt tijdens de looptijd van het hieruitvolgende contract is niet houdbaar gebleken. Nu zit hier een opvallende parallel met de leverancier van flexibele arbeid. Ook hier zitten de werkzaamheden vooral in de werving en selectie en worden de kosten vervolgens niet gespecificeerd maar door een opslag op elk gewerkt uur terugverdiend. Gaat de flexleverancier een zelfde toekomst tegemoet, of toch niet?

Toegevoegde waarde

Door uitzenders en detacheerders (flexleveranciers) wordt de belangrijkste toegevoegde waarde vooral geleverd aan het begin van de plaatsing: namelijk het vinden van de geschikte kandidaat op de aanvraag van de klant. Op de match volgt dan een plaatsing die enige tijd voortduurt. De toegevoegde waarde gedurende díe tijd betreft met name het ‘payrollen’ en de toepasselijkheid van het uitzendbeding en de flexibelere rechtspositie van de medewerker, welke is voorbehouden aan uitzenders. Dit laatste levert de klant een belangrijke flexibiliteit die zeker enige waarde vertegenwoordigt. Tot slot zou ook de begeleiding die door de intermediair geleverd wordt als toegevoegde waarde gerekend kunnen worden, maar gelet op het feit dat de medewerkers onder leiding en toezicht van de klant worden tewerkgesteld is de waarde van deze begeleiding per definitie beperkt.

Prijsmodel

De betaling voor deze dienstverlening die in de markt gebruikelijk is, volgt echter een ander patroon. Uitzenders en detacheerders toucheren een vrijwel altijd gelijke marge – in de vorm van een vaste (procentuele) opslag op de (loon)kosten van de medewerker gedurende de gehele plaatsing van een medewerker. De lengte hiervan varieert van enkele dagen tot enkele jaren. Is dit dan zo erg? Nou nee, zolang het een geaccepteerd prijsmodel is, werkt het natuurlijk. Maar er zijn enkele ontwikkelingen die in steeds sterkere mate een rol spelen en tot nadenken dwingen.

  • Flexibel personeel wordt steeds meer een structureel fenomeen, waarbij klanten meer en langer flexibel personeel willen inhuren. Echter, hoe meer (langer) de klant afneemt, hoe meer hij betaalt. En dat terwijl de inspanning van de intermediair juist minder wordt. De klant wil best betalen voor de dienstverlening maar vindt in een groot aantal gevallen de prijs – in relatie tot de dienstverlening die hij ervaart – domweg te hoog.
  • De medewerker wordt zich er meer en meer van bewust dat hij met zijn flexibiliteit méér biedt dan zijn collega in vaste dienst en méér risico’s loopt, terwijl de verdiensten van de flexibele kracht vaak in het gunstigste geval gelijk zijn aan die van de vaste medewerkers; terwijl de secundaire voorwaarden doorgaans minder goed zijn.
  • Als het leveren van flexibiliteit één van de belangrijkste toegevoegde waarden is, is het vreemd dat dat (met name bij uitzendkrachten) dit gepaard gaat met een lagere beloning en dat inleners ook vaak niet bereid zijn voor die geleverde flexibiliteit te betalen; nog te vaak worden uitzendkrachten voornamelijk gezien als enkel goedkopere “handjes”.
  • Het alternatief, zelf werven en het werkgeverschap uitbesteden (payrolling) wint steeds meer terrein. Op die manier zijn de voordelen van externe flexibiliteit te realiseren tegen veel lagere kosten. De voordelen van het tevens uitbesteden van de werving en selectie wegen dan niet langer op tegen de kosten die het uitzendbureau hiervoor blijft rekenen.
  • Tegelijkertijd wordt bovenstaande ontwikkeling versterkt door de groei van het aantal gespecialiseerde leveranciers die ondersteuning bieden bij enkel de werving en selectie van flexibele krachten.
Alternatieven?

Bovenstaande zaken leiden enerzijds tot margedruk (de klant verlangt een lagere prijs) en anderzijds tot de behoefte aan andere prijsmodellen. Als de dienstverlening kan worden ontrafeld in een matchingcomponent en een payroll component, dan zou de prijs ook meer overeenkomstig de feitelijke toegevoegde waarde kunnen worden vastgesteld. Ideeën zijn natuurlijk een matching-tarief, gevolgd door payroll-tarief, een tarief dat naar verloop van de duur van de plaatsing afneemt, of wordt aangepast aan de mate van flexibiliteit, opleiding of begeleiding. Maar er zijn meer mogelijkheden. Om maar wat te noemen: als de kern van de dienstverlening draait om de matching kun je het tarief, althans de marge, ook laten afhangen van de beoordeling van de uitzendkracht door de werkgever(s). Of moeten we het model van de assurantietussenpersoon verder volgen en de werknémer rechtstreeks laten betalen voor de bemiddeling? ‘Not done’, natuurlijk. Hoewel? Het maakt het wel lekker transparant.

Patrick Hustinx en Mark van Bussel, Partners

Dit artikel is ook gepubliceerd op Zipconomy.nl

Meer weten?

Wilt u meer informatie over de houdbaarheid van uw prijs- en verdienmodel? Neem dan gerust contact met ons op via 023-8700113, of vul onderstaand contactformulier in. Wij nemen dan zo snel mogelijk contact met u op.

    Uw naam (verplicht)

    Uw email (verplicht)

    Onderwerp

    Uw bericht